INLEIDING
In 1946 proclameerden de Iraanse Koerden de onafhankelijkheid van de Koerdische Republiek van Mehabad. De steun van de voormalige Soviet-Unie was hierbij van doorslaggevend belang. Deze koerdische staat kende slechts een kort bestaan en het zou duren tot 1992 vooraleer er opnieuw sprake was van een de facto Koerdische staat. Zowel de locatie als de omstandigheden waaronder deze staat tot stand kwam, vertoonden geen gelijkenis met deze van de Republiek van Mehabad. Met name, de dc facto Koerdische staat situeerde zich nu in het Noorden van Irak en kwam tot stand met behulp van de Internationale Gemeenschap. Deze twee gebeurtenissen mogen beschouwd worden als mijlpalen in de recente geschiedenis van het Koerdische streven naar autonomie en/of onafhankelijkheid.
Het is de bedoeling om in deze verhandeling een analyse te maken van het Koerdische nationalisme. Er werd voor gekozen, om hierbij de aandacht vooral toe te spitsen op de periode na 1980. Om de tegenwoordige gang van zaken te begrijpen, is enige achtergrondkennis echter onmiskenbaar. Vandaar hoofdstuk I, waarin een politiek-historisch overzicht geschetst wordt voor de periode die 1980 voorafgaat. Reeds in hoofdstuk 1 werd er voor geopteerd om een onderscheid te maken tussen de Koerden van Turkije, Irak, Iran, Syrië en de vormalige Soviet-Unie.
Hoofdstuk 2 van deze verhandeling neemt de periode na 1980 onder de loep. Hoe repressief is het beleid van nationale overheden tegenover de Koerden. Welke recente toegevingen deden deze overheden ten gunste van de Koerden. Worden Koerdische politieke partijen toegelaten? Zo ja, wat zijn hun doelstellingen?... Allemaal vragen waar, in het tweede hoofdstukn, naar een antwoord wordt gezocht. Wel wordt er in dit hoofdstuk niet meer expliciet stilgestaan bij de Koerden van de voormalige Soviet-Unie. Het feit dat zij zonder veel moeilijkheden, maar zonder middelen, hun Koerdische identiteit kunnen bewaren en dat hun gemeenschap te klein en te verspreid is om eigen politieke ambities te koesteren is hiervoor de reden. Ook de invloed van zoveel de eerste als de tweede Golfoorlog op de Koerdische problematiek, wordt in hoofdstuk 2 besproken. In het derde hoofdstuk wordt de aandacht gevestigd op de houding van de Internationale Gemeenschap ten aanzien van de Koerdische problematiek. Dit gebeurt ten aanzien van de Koerdische problematiek. Dit gebeurt aan de hand van een gedetailleerde beschrijving van de activiteiten van de Europese Unie en een meer theoretische benadering van de Vereenigde Naties.
Tenslotte wordt nog een vierde hoofdstuk gewijd aan de houding van de Belgische overheid ten aanzien van de Koerdische kwestie. Met het Bulletin van Vragen en Antwoorden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers als leidraad, werd gepoogd de Belgische standpunten tegenover enerzijds de centrale overheden en anderzijds tegenover de Koerden zelf, te analyseren.
Hoofdstuk 1 Politiek-Historisch Kader
In dit hoofdstuk zal vooreerst geprobeerd worden op een bondige manier een idee te schetsen over de afkomst, de sociale organisatie en de religie van de Koerdische bevolking.
Vervolgens worden de eerste sporen van het Koerdisch nationalisme behandeld en wordt de aandacht gevestigd op de verdragen van Sèvres en Lausanne. Dit eerstgenoemde verdrag werd op 10 augustus 1920 onder-tekend. Het verdrag was van groot belang voor de Koerdische bevolking. De waarde van het verdrag van Sèvres voor de Koerden was gelegen in de bepalingen die voorzagen in de creatie van een nieuwe staat: Koerdistan. Een ratificatie van het verdrag volgde niet, het Verdrag van Sèvres werd op 24 juli 1923 vervangen door het Verdrag van Lausanne. Door dit verdrag leefde de Koerdische bevolking niet langer verdeeld over twee staten, maar over vijf. Tenslotte wordt in het vierde deel van hoofdstuk 1 het Koerdische streven naar autonomie en/of onafhankelijkheid politiek-historisch gesitueerd en dit voor de periode 1923-1980. Om hierbij verwarring uit de weg te gaan, werd er voor geopteerd dit te doen, per land waar een deel van Koerdistan zich uitstrekt.
.....
|